Samenvatting dagdeel 4 –
Train de trainer
We lopen na de lunch terug de ruimte in. Spontaan
ontstaat een spel waarbij de spelers samen een letter vormen en deze letter als
klank produceren.
(A….O…..U….E….).
(A….O…..U….E….).
Verder zal deze middag gaan over feedback.
Feedback gaat over kijken en zien en daar woorden
aan geven.
Wij gaan dit ervaren door de volgende opdrachten.
1. Benoemen
We lopen allemaal rond en bekijken elkaar en de
ruimte goed. Dan staan we allemaal stil met onze ogen dicht. André stelde
vragen als: ‘hoeveel stopcontacten zijn er in deze ruimte? Steek het aantal
vingers op’.
Vervolgens liepen we door de ruimte en benoemen we
wat we zien.
Daarna lopen we weer rond en nu geven we alles een
andere naam. Bij het bespreken van deze opdracht blijkt dat iedereen hiervoor
een strategie kiest. Je kiest voor een strategie door de confrontatie met iets
anders dan je gewend bent.
André benoemt dat je jezelf altijd moet toestaan
om iets los te laten.
We doen dezelfde opdracht nog eens met het idee
dat je fouten mag maken.
We krijgen mee: ‘zoek het moment van kortsluiting
op. Je hoeft het (de naam van het voorwerp) niet te weten, het mag wel.’
Bij sommigen gaat het nu beter. Peter ziet zelfs
andere voorwerpen voor zich en benoemt die.
André verteld dat deze opdracht bijna niet te doen
is. ‘Het is iets dat gebeurt in je hoofd. Creativiteit wordt geblokkeerd door
‘dat is een box’.
Conclusie:
Merk dat je in je strategieën komt en laat het
los. Zeg dan dat je het niet weet. Je mag het ‘niet weten’.
2. Pandora’s doos
We maken tweetallen. Nummer één heeft een doos
waar alles inzit. Nummer twee haalt er steeds iets uit. Nummer één benoemt wat
dit is.
Het verschil met de vorige opdracht is dat je nu
zelf een voorwerp kunt ‘maken’. Verder is het eigenlijk dezelfde opdracht.
Ook hier is de essentie:
Toestemming geven aan jezelf om de betekenis los
te laten. Ook in een scène kun je (in personage) benoemen dat je het even niet
weet.
3. objectieve feedback
We wisselen van tweetal. Nu gaan we benoemen wat
we zien aan de ander. Dit doen we zo objectief mogelijk.
Enkele ervaringen waren:
‘Prettig, je volgt je ogen’
‘Lollig om te ondergaan’
‘Ook wel weer gek dat iemand zegt wat hij ziet’.
Je voelt er bijna altijd wat van als iemand iets
over je zegt wat direct over jou gaat. Het is belangrijk om te voelen waar je
subjectiviteit insluipt en waar je objectief blijft.
We blijven in hetzelfde tweetal en wisselen van
beurt. Weer beschrijft de één de ander zo objectief mogelijk.
André vraagt hoe we dit hebben ervaren en benoemt
dat we alert moeten zijn op oordelen.
Bij de meeste mensen zit een systeem dat
‘verdedigt’.
Sommigen zetten dat om in weerstand, verdedigen of
discussie. Dat zijn alle strategieën.
Dus: wat zijn strategieën die mensen toepassen als
jij feedback geeft? Als je dit weet ga je niet in discussie over wat diegene
zegt, maar over de strategie.
We wisselen van partner. Nu wordt feedback gegeven
over opvallendheden.
Onderdeel van feedback: keuzes maken over waar je
feedback op geeft.
Conclusie:
feedback hoeft dus niet zo objectief mogelijk. Het
gaat ook over opvallende dingen waar je je op wil richten.
Het verdedigingssysteem is scherper bij feedback
op opvallende dingen.
De beurt binnen het tweetal wisselt weer. Nu moet
degene die nog geen feedback heeft gehad over opvallendheden, feedback bedenken
over dingen die de ander aan hem zullen opvallen. Wat je aan jezelf opvallend
vindt is anders dan wat andere opvallend vinden.
De werkelijkheid wordt gekleurd door hoe je je
voelt, hoe je over de wereld denkt etc.
4. Flipover
André tekent het volgende op een flipoverblad:
CZ = comfort zone
LZ = leerzone; feedback op goede manier
PZ = paniekzone; afschuiven op andere dingen
5. Slechte feedback
Twee spelers op de vloer. De rest zit aan de kant.
Zij gaan zo feedback geven over de scène.
Wanneer de scène is gespeeld gaan we over op de
feedback. Wat is goede feedback en wat is slechte feedback?
Eén voor een springen we op om in het midden zo
slecht mogelijk feedback te geven.
Er zijn verschillende stijlen van foute feedback:
·
Waardeoordeel/afkeuring
·
Lomp/ slordig
(niet goed gekeken)
·
Over
gevoelens heen walsen
·
Niet ter zake
doende details (zoals hierboven beschreven, over het kiezen van feedback)
·
Feedback die
niet past bij je doel
·
Niets
zeggende feedback (leuk/ goed); niet concreet.
Bij beginners benoem je wat je ziet. Benoem het
als kwaliteit en daag het uit.
6. Goede feedback
Nu geven we één voor een goede/ respectvolle
feedback.
De spelers ervaren dit als fijn. Zeker het horen
van ‘bedankt voor deze scène’ in combinatie met oogcontact.
Tip: houd de spelers op toneel tot het einde van
de feedback, zodat ze het eventueel opnieuw kunnen doen.
Wat gemist werd is de vraag aan de spelers zelf;
hoe vonden zij het gaan?
7. Drietal feedback
De groep wordt
verdeeld in drietallen. A & B spelen een scène van maximaal 1,5
minuten. C geeft feedback over de scène. A & B geven vervolgens feedback
over de feedback van C.
Dit rouleert zodat iedereen aan de beurt is
geweest.
Er zijn 4 elementen in goede feedback:
1.
Beschrijven
wat je ziet. “wat daar gebeurde
was…”
2.
Het effect
daarvan
3.
Check “klopt het?” “hoe heb jij het ervaren?”
4.
Tip, top,
flop. (Iets wat goed ging, iets
dat beter kan en iets dat slecht ging)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten